Waarin verschilt een verwerkt bioproduct van (ultra)bewerkt product?
De biosector wil zo natuurlijk mogelijk werken. Verwerkte producten moeten genoeg voedingswaarde en smaak van zichzelf hebben, en dus bevatten ze zo weinig mogelijk toevoegingen. De Europese biowetgeving ondersteunt dat idee: het gebruik van additieven, hulpstoffen en technieken is beperkt. Bovendien moet minstens 95 procent van de landbouwingrediënten van biologische oorsprong zijn: slechts een beperkt aantal moeilijk in bio te vinden ingrediënten, mogen gangbaar worden aangekocht. Ingrediënten op basis van ggo's zijn niet toegelaten.
Veel van het voedsel dat we dagelijks eten is vooraf bewerkt. Van de grondstoffen die de boer levert, maakt de voedingsindustrie eetwaren als houdbare melk, kaas, brood, bier, vleeswaren, fruitsap, groenteburgers, koekjes, enzovoort.
De biosector wil zo natuurlijk mogelijk werken en is van mening dat verwerkte producten genoeg voedingswaarde van zichzelf moeten hebben. Verwerkte producten bevatten dus zo weinig mogelijk toevoegingen. Dat principe vind je ook terug in de Europese biologische wetgeving. Iedereen die verwerkte bioproducten wil aanbieden, moet zich houden aan deze regels.
Ingrediënten
Doorgaans zijn alle landbouwingrediënten van een biologisch voedingsproduct voor 100% afkomstig uit de biologische landbouw. Toch kan het gebeuren dat een product als bio wordt verkocht, terwijl 'slechts' 95% van de landbouwingrediënten biologisch gecertificeerd is.
Voor een beperkt aantal specifieke ingrediënten mag een verwerker de gangbare kwaliteit aankopen omdat ze momenteel niet (voldoende) in biovariant te krijgen zijn. Er staan zo'n 30 zeldzame ingrediënten opgelijst in de biowetgeving. Rijstpapier bijvoorbeeld. Voor deze ingrediënten mag een verwerkend bedrijf dus de niet-biologische variant gebruiken. Alle gangbare ingrediënten mogen samen niet meer dan 5% uitmaken van het eindproduct.
Wat zeker niet mag, zijn ingrediënten afkomstig van genetische manipulatie. De eventuele 5% niet-biologische ingrediënten mogen niet van ggo’s afkomstig zijn.
Water en zout zijn altijd toegelaten; dat zijn geen ingrediënten afkomstig uit de landbouw.
Additieven beperkt
Puur voedsel betekent ook dat het verwerkend bedrijf zo weinig mogelijk stoffen toevoegt. Bio legt de focus op authentieke voeding en vermijdt stoffen die de ware aard van het product verbergt. Het aantal toegelaten additieven – je kent ze beter als de E-nummers – is in bio dus beperkt. Helemaal geen additieven is ook in bio onmogelijk, omdat sommige stoffen noodzakelijk zijn om een bepaald product te kunnen maken.
De algemene regel in bio is dan ook dat alleen essentiële additieven toegelaten zijn. Chemische bewaarmiddelen, smaakversterkers, kunstmatige aroma's of kleurstoffen: je vindt ze niet terug in bioproducten. Natuurlijke aroma's mogen wel. De toegelaten additieven staan opgelijst in de Europese biowetgeving. Concreet bevat deze lijst een 50-tal goedgekeurde additieven. Dat is weinig: in de gangbare voedingsindustrie worden bijna vierhonderd additieven toegelaten. Bovendien legt de wetgeving in strikte voorwaarden vast waarvoor de additieven gebruikt mogen worden en in welke hoeveelheid. Citroenzuur is bijvoorbeeld toegelaten in bio, maar enzymes die bruinkleuring tegengaan niet.
Hoezo?! E-nummers zijn toch altijd chemisch?
Het is een misverstand dat alle E-nummers chemisch-synthetische stoffen zijn. Ook natuurlijke en natuur-identieke stoffen kunnen als toegelaten additief geregistreerd staan en dus een E-nummer dragen. Want dat is de echte betekenis van die letter E: 'toegelaten als additief in voedingswaren'.
In verwerkte bioproducten zijn slechts een beperkt aantal additieven toegelaten. Deze additieven kunnen zowel als E-nummer als met hun volledige naam vermeld staan op de verpakking.
Hulpstoffen
Daarnaast gebruiken verwerkende bedrijven ook tal van technische hulpstoffen. Dat zijn stoffen die tijdens de bereiding worden gebruikt voor een bepaald doel, maar geen ingrediënt zijn van het uiteindelijke product. Een beperkt aantal van deze hulpstoffen is toegelaten. Zo regelt citroenzuur of melkzuur de zuurtegraad van het pekelbad dat gebruikt wordt bij de bereiding van kaas, maar het vormt geen bestanddeel van kaas.
In de gangbare verwerking zijn veel meer hulpstoffen toegelaten dan in bio. Zo vind je bijvoorbeeld geen quorn in bio omdat de hulpstoffen en technieken die nodig zijn om dit aan te maken, niet toegelaten zijn. Je vindt ook geen chemisch gemodificeerd zetmeel in bio.
Technieken
Tot slot zijn niet alle bestaande technieken toegelaten. Zo kan doorstraling niet in bio. Doorstraling is een manier om eten langer houdbaar te maken door het te bestralen met röntgen- of gammastralen.
Ook nanotechnologie is verboden. Bij nanotechnologie worden nanodeeltjes (kleiner dan 100 nanometer in doorsnee, ofwel 50.000 keer dunner dan een haar) verwerkt in voedingswaren, zoals koekjes, snoepjes en ijsjes. De nanodeeltjes beïnvloeden kleur, geur, vloeibaarheid of textuur van producten. Sinds 2014 zijn levensmiddelenproducenten verplicht de nanodeeltjes te vermelden wanneer het aandeel van de deeltjes boven de drempel van 10% uitkomt, maar dat gebeurt evenwel niet altijd. In bio geldt dus een totaal verbod dat strikt wordt gecontroleerd.
Over het algemeen geldt dat biologische, mechanische en natuurlijke methodes om voedsel te bereiden de voorkeur krijgen op chemische processen.