Appels en peren

Appel Peer Productinfo
Foto: Wout Hendrickx, styling Debby De Mangelaere

An apple a day, keeps the doctor away. Weinig fruit is tegelijk zo alledaags én bijzonder als een appel. We eten appels, en ook peren, het hele jaar door. Op de Vlaamse boomgaarden wordt er geoogst van half augustus tot eind oktober. Voor de pitfruitteler is die periode het orgelpunt van een heel jaar investeren in een gezonde boomgaard. Wil je weten hoe de biologische teler te werk gaat? Wij nemen je mee de boomgaard in!


Hoe verloopt de teelt? 


Zoals voor alle teelten vertrekt de biologische teler van de bodem: hij investeert veel in een gezonde bodem want dat is zijn geheime wapen tegen ziektes en plagen. Hij voedt de bodem met compost of dierlijke mest en niet met kunstmest. 

Vervolgens kiest de teler voor een variatie aan rassen. Hij zal niet alleen commercieel interessante rassen telen zoals Jonagold, maar ook robuuste, mogelijk oudere rassen die resistent zijn tegen bepaalde ziektes. 

Appel- en perenbomen blijven meerdere jaren staan. Een jaarlijkse teeltrotatie zoals bij groenten is bij fruitbomen dus niet mogelijk. Bij deze meerjarige teelten is het voeden van de boomgaard dan ook extra belangrijk. 

Onkruid wordt ingeperkt met de hand of met een machine, maar nooit met herbiciden. 

Om insecten en ziekte te bestrijden moet een biologisch teler goed weten wat er leeft in zijn boomgaard en die maandenlang nauwgezet in de gaten houden. Hij moet de zwakke schakel in de cyclus van elk schadelijk insect of schimmel leren kennen. En op het juiste moment ingrijpen als er zich een plaag aandient. 

Een voorbeeld: Schurft overwintert graag op gevallen bladeren. Wanneer die bladeren gedurende langere tijd vochtig zijn beginnen de schuftsporen te kiemen. Een biologische teler kan zijn boomgaard beschermen door alle afgevallen bladeren die schurft bevatten al in de herfst te versnipperen en ervoor te zorgen dat de kiemende sporen zo snel mogelijk worden verteerd door het bodemleven (regenwormen…). Ook kan hij inzetten op een slimme algemene aanpak, namelijk zorgen voor meerdere rassen in boomgaard en geen monocultuur. 

Ingrijpen kan ook door zieke bladeren of vruchten te verwijderen, door natuurlijke vijanden aan te trekken, door insecten in de val te lokken, door de voortplanting af te remmen of door in beperkte mate gewasbescherming op natuurlijke basis te gebruiken. Na de oogst mag een biologisch teler zijn fruit niet met een of ander middel behandelen. 

Nieuwsgierig naar meer? Wij volgden een teler op de voet, het hele jaar door.

Bmn Productweetjes Appels Peren © (c) Wout Hendrickx, styling Debby De Mangelaere

Een jaar in de appelboomgaard


Voorjaar tot bloei

Vanaf het voorjaar tot juli moet er geschoffeld worden: een biologisch teler mag geen enkel herbicide gebruiken. Onkruid moet dus met de hand of machinaal in toom gehouden worden zodat ze de fruitbomen geen concurrentie aan doen. Een fruitteler zet hiervoor doorgaans machines in die speciaal voor boomgaarden zijn ontwikkeld. Ook het gras tussen de bomen houdt hij machinaal kort. 

Iedere ingreep moet in de biologische teelt steeds weloverwogen worden: In het voorjaar helpt schoffelen om de nodige zuurstof in de bodem te krijgen en om het bodemleven te activeren zodat er voedingsstoffen vrijkomen. Rond half mei kan de biologische teler beter wachten met schoffelen zodat de jonge oorwormen die in de kruidlaag zitten de kans krijgen om in de bomen te kruipen en daar de (blad)luizen op te eten. Ook in het najaar wordt er beter niet geschoffeld om de fruitbomen te laten harden vooraleer ze de winter ingaan.

Tijdens de twee à drie weken dat de fruitbomen in bloei staan, laat een biologisch fruitteler bijenkasten komen voor de bestuiving, tenzij hij zelf voldoende bijenkasten onderhoudt. Hij stelt ze verspreid op in en rond de boomgaard. In de biologische fruitteelt vindt de bestuiving dus steeds op natuurlijke wijze plaats, hetzij via insecten, hetzij via de wind.

In de gangbare fruitteelt kan men de bloesems bespuiten met planthormonen, zogenaamde 'synthetische gibberellinen’, om de vruchtvorming te bevorderen. Zeer lage concentraties hebben al een groot effect waardoor de toediening moeilijker te doseren is dan bij een natuurlijke bestuiving. Om dit te corrigeren kan de gangbare appelteler zijn boomgaard besproeien met een chemisch-gesynthetiseerd middel dat de vruchten uitdunt. Een deel van de kleine vruchtjes valt na de behandeling af; de vruchtjes die blijven zitten, groeien uit tot fruit. Perenbomen worden zowel voor gangbaar als in bio voornamelijk manueel uitgedund.

Vanaf half juni of later afhankelijk van de bloei, wanneer de bomen bevrucht zijn en de eerste kleine vruchtjes zichtbaar worden, worden de vruchten uitgedund. In bio gebeurt dit volledig met de hand. Elke boom wordt apart onder handen genomen. Door de vruchten uit te dunnen kan elke vrucht uitgroeien tot een mooi formaat, niet te groot, niet te klein. Wanneer een boom door omstandigheden weinig bevrucht is, groeien de vruchten doorgaans uit tot grote exemplaren. Ze hebben immers weinig concurrentie.

Vanaf het voorjaar moet een bioteler de boomgaard nauwgezet in de gaten houden om beginnende schimmels meteen aan te pakken. Zo kan er meeldauw opduiken en een witte waas verspreiden over de bladeren. Alle aangetaste bladeren moet de teler met de hand afbreken. Eventueel kan een bioteler de fruitbomen bespuiten met zwavel tegen schimmels. 

"In de biologische fruitteelt vindt de bestuiving dus steeds op natuurlijke wijze plaats, hetzij via insecten, hetzij via de wind."
Productinfo Appel Peer Bestuiving © Astrid Agemans - bestuiving via insecten

Afrekenen met ziektes en plagen

De grootste vijand van elke pitfruitteler is schurft. Vooral Jonagold is gevoelig aan deze schimmel. Schurft is op zich niet schadelijk voor de consument, maar de schimmel ontsiert de schil met zwarte ruwe vlekken. Tegen schurft helpt een behandeling met koper, zwavel of bicarbonaat. Het gebruik van koper wordt in bio streng beperkt tot 6kg per hectare per jaar. 

In gangbaar behandelt de fruitteler zijn boomgaard zowel voor appelen als peren met chemisch-gesynthetiseerde gewasbeschermingsmiddelen tegen schimmels (fungiciden), tegen witziekte, schurft, bewaarziektes, vruchtboomkanker… In een gangbare boomgaard kan de teler ook spuiten met gibberellines tegen verruwing.

Een biologisch fruitteler moet ook afrekenen met ongewenste insecten en knaagdieren. De eerste stap is om in de plantage verschillende types vallen uit te hangen voor monitoring, om te kijken of er überhaupt schadelijke insecten zitten. De verschillende soorten worden letterlijk in de val gelokt zodat ze duidelijk in kaart kunnen worden gebracht. 

Daarna kan voor elke plaag gezocht worden naar de gepaste remedie. Enkele voorbeelden:

  • Tegen fruitmot kan de teler na monitoring ‘speciale geurdraadjes’, ook gekend als feromoonverwarring, uithangen in de boomgaard. Dit geurstofje verwart de mannetjesmotten, waardoor zij de vrouwtjes niet kunnen vinden. Zo kunnen zij zich niet voortplanten. De vrouwtjesmotten kunnen geen eieren afzetten, wat als gevolg heeft dat de vraatschade van de rupsen vermindert. 
  • Tegen de roze appelluis kan de bioteler neemolie inzetten. Dit is een natuurlijke olie, gewonnen uit de zaden van de Neemboom, die al sinds eeuwen wordt gebruikt in de traditionele Indische geneeskunde. Neemolie remt de voortplanting van de roze appelluis af en voorkomt dat de larven zich ontwikkelen. Het is onschadelijk voor de nuttige insecten en predatoren die enkel de behandelde luizen, maar niet de behandelde plant opeten. 
  • Bij rupsen helpt Bacillus thuringiensis (Bt), een bacterie die rupsen aanvalt. 
  • Biologische fruittelers zullen verschillende nestkasten installeren om torenvalken aan te trekken. Want zij vangen muizen, ratten en woelratten die zich te goed doen aan de wortels van de fruitbomen. 
  • Met kleinere nestkastjes trekt een biologisch fruitteler mezen aan. Dat zijn prima insecteneters luizen, rupsen, verschillende soorten wespen en kevers in de boomgaard inperken. 

"Speciale geurdraadjes verwarren de mannetjesmotten, waardoor zij de vrouwtjes niet kunnen vinden. De vrouwtjesmotten kunnen geen eieren afzetten, wat als gevolg heeft dat de vraatschade van de rupsen vermindert."

‘speciale geurdraadjes’, ook gekend als feromoonverwarring © Astrid Agemans - feromoonverwarring

Pluk en bewaring

Vanaf half augustus start de pluk met de vroege appelrassen en de peren. De pluk zelf gaat door tot eind oktober, het sorteren van het fruit loopt op veel bedrijven nog maanden door. 
Het mooiste fruit wordt verkocht als eetappel of -peer. Fruit met vlekjes wordt verkocht voor verdere verwerking. 

Na de oogst wordt alle biologisch fruit meteen gekoeld. Biologische vruchten mogen na de oogst geen behandeling ondergaan tegen schimmel of rotziekte, zoals in gangbaar wel gebruikelijk is. Daarom is het belangrijk dat de biologische vruchten héél voorzichtig geplukt worden, zonder gebroken steeltjes, zodat de vruchten mekaar niet kwetsen. Een techniek die in bio wel kan worden toegepast om rotziekte te voorkomen is dompelen in heet water. Het is een heel secuur werk, dat op precies de juiste temperatuur moet gebeuren, gedurende precies het gewenste aantal minuten. Deze techniek geeft goede resultaten, maar de installatie die nodig is betekent een grote investering voor de biotelers.

Gangbaar fruit krijgt voor of na de oogst doorgaans een extra behandeling tegen het ontstaan van schimmels en rotziekte en om de rijping te vertragen.

In de winter, als het blad gevallen is, dienen fruitbomen gesnoeid te worden. Wanneer de lente nadert zal de bioteler de bomen opnieuw voeding geven. Een biologisch teler mag geen kunstmest gebruiken en investeert in het voeden en vruchtbaar houden van de bodem. Die bodem voedt op haar beurt de bomen. In plaats van kunstmest gebruikt de biologische fruitteler dierlijke mest of compost. Bovendien ontwikkelen deze bomen een stevig wortelgestel waarmee ze in periodes van droogte makkelijker het water uit de bodem kunnen halen. En zo is het jaar rond. 

En wat in de perenboomgaard?

Een jaar in de perenboomgaard ziet er op vele punten hetzelfde uit als bij appelboomgaarden. Ook hier wordt gesnoeid en geschoffeld. Ook perenbomen hebben gelijkboeiende perenrassen en bestuivende insecten nodig om goed bestoven te worden. En ook perenbomen worden met de hand uitgedund. 

Toch zijn er verschillen. Peren staan erom bekend dat ze moeilijk te telen zijn, vooral in bio. Dat komt omdat er verschillende insecten en plagen zijn waartegen een bioteler geen verweer heeft. Het komt er voor de teler op aan de boomgaard voortdurend na te kijken op ongewenste indringers en aangetaste bladeren en vruchten snel te verwijderen. Dat is niet haalbaar voor grote plantages. Toch niet als het rendabel moet zijn. Dus zijn de biologische perenboomgaarden doorgaans eerder beperkt.

Een paar voorbeelden: 

  • Peer is heel gevoelig voor schurft, meer dan de meeste appelrassen. Om schurft tegen te gaan kan de teler de boomgaard, net zoals bij appels, behandelen met koper, zwavel of bicarbonaat.
  • Boswantsen steken als volwassen kever in een groeiende peer om zich te voeden, wat leidt tot misvormde vruchten met stenige delen. Die misvormt vervolgens en krijgt stenige delen in de peer. Bestrijding van één soort boswants die de grootste schade toebrengt aan de biologische perenteelt wordt nader onderzocht: de roodpootschildwants.
  • Een gevreesd insect is de perengalmug. Een biologisch teler heeft hiertegen geen middelen ter beschikking. Het enige wat hij kan doen, is de aangetaste peren met de hand verwijderen voor de omringende vruchten worden aangetast.
  • Perenbladvlo is een beestje dat uit verse scheuten het sap zuigt en een plakkerig goedje achterlaat op blad en peer. Vervolgens worden de peren zwart. In biologische boomgaarden met een natuurlijk evenwicht vormt perenbladvlo meestal geen probleem: biologische telers vermijden perenbladvlo in de eerste plaats door natuurlijke predatoren zoals oorwormen aan te trekken. Een biologische teler die toch schade oploopt kan de plak verminderen door bicarbonaat (bakpoeder waar bakkers hun brood mee bakken) te spuiten. 

    In gangbare perenboomgaarden, waar er insecticiden worden gebruikt die ook schadelijk zijn voor de nuttige insecten zoals de oorwormen, is perenbladvlo veruit het grootste probleem. 

Vanaf juni, als de schurft over haar hoogtepunt heen is, levert de perenboom geen zorgen meer op. Vanaf dan groeien de vruchten gestaag tot ze vanaf half augustus geplukt kunnen worden.

Biologische peren worden gekoeld bewaard, zonder gebruik van enig schimmeldodend of ander middel.

Hoe oud wordt een fruitboom?

Biologische appelbomen gaan gemiddeld 15 à 20 jaar mee. Biologische perenbomen gemiddeld nog véél langer: een biologische perenboom van 40 jaar is geen uitzondering. De meeste fruitbomen kunnen langer vrucht geven, maar na 20 jaar zijn de bomen vaak niet meer rendabel. Dan worden ze gerooid en vervangen. Net als gangbare telers telen de meeste biologische telers vooral laagstam, zowel voor appels als voor peer. Laagstambomen leveren meer fruit op en zijn makkelijker te plukken. Hoogstambomen vergen niet alleen behendigheid bij de pluk, maar brengen ook een extra risico op ongevallen mee. Toch worden er ook biologische hoogstamfruitbomen geteeld in Vlaanderen. Omdat de teler een ras of traditie in stand wil houden, omdat het ras een bijzondere smaak of aroma heeft, omdat de teler het combineren kan met vee… Hoogstamboomgaarden maken meestal maar een beperkt deel uit van de plantage.

In de gangbare fruitteelt gaan fruitbomen 10 à 15 jaar mee. Ook in de gangbare boomgaarden staan voornamelijk laagstammen. 

Welke rassen zijn er in bio?

Er bestaan zoveel meer appel- en perenrassen dan de rassen die we doorgaans in de winkel terugvinden. Elke soort heeft zijn eigen typische smaak en kenmerken. 

In Vlaanderen worden voornamelijk deze rassen geteeld:

  • vier soorten peren: Conférence en Doyenne zijn de meest gekende perensoorten. Verder telen ze Celina, Concorde, Lucas en in mindere mate Durondeau.
  • en meer dan 15 soorten appels (gerangschikt volgens hun belang): 
    • Vroege rassen: Collina, Delbare, Belgica, Initial, Sisired, 
    • Middelrassen: Santana, Pirouette, Elstar en Topaz
    • Late rassen: Boskoop, Jonagold, Jonagored en in mindere mate Melrose, Reinette
    • Zeer late rassen (2e helft oktober): Nicogreen, Braeburn en het veelbelovende, nieuwe Natyra

Sommige rassen zijn speciaal voor bio veredeld. De veredelaar let dan extra goed op kenmerken als natuurlijke resistentie tegen bepaalde ziektes en plagen. Een ras dat een natuurlijke resistentie bezit, heeft veel minder nood aan gewasbescherming. Ideaal dus voor bio waar het gebruik van gewasbescherming zeer sterk beperkt is. Natyra en Santana zijn twee goede voorbeelden: deze appels zijn dusdanig veredeld dat ze van nature resistent zijn tegen schurft. 

Wil je weten hoe deze rassen eruitzien en hoe ze smaken? Je ontdekt het in onze folder over bioappels en onze folder over bioperen. 

Waar koop je bioappels en -peren?

Wil je biologisch fruit kopen? Kijk dan uit naar het groene, Europese biolabel op de verpakking. Want zo herken je makkelijk bio.

Biologisch pitfruit vind je vrij makkelijk. 
Vele klassieke supermarktvestigingen bieden biologische appels aan en je vindt sowieso biologische appels en peren in gespecialiseerde biowinkels. Wil je de Vlaamse biologische telers steunen, kijk dan zeker naar de herkomst en spreek eventueel je winkelier erop aan. 

Je kan ook via de korte keten je fruit aankopen: sommige telers hebben een hoeveverkoop (je vindt ze hier). Biologisch fruit wordt ook meer en meer aangeboden in abonnementen.
Lokaal is overigens niet hetzelfde als biologisch. Ga je rechtstreeks bij de boer aankopen, kijk dan op onze website (www.biopunten.be) of het bedrijf gecertificeerd biologisch is of vraag aan de teler naar zijn certificaat voor bio.

biolabels.png#asset:108605

Wat met residuen op appels en peren? 


Consumenten worden steeds kritischer en mondiger. Zo ook over fruit en de gewasbescherming die in de gangbare fruitteelt wordt gebruikt. 

Dat doet sommige supermarkten en veilingen inzetten op zogenaamd ‘residuvrij’ fruitDe term is misleidend, want hiermee wekt men de suggestie dat er bij de teelt geen gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen. Helaas voor de consument is het niet helemaal duidelijk aan welke normen deze teelt moet voldoen. Volgens onze informatie worden voor dit fruit nog steeds chemisch-synthetische middelen ingezet, zowel tegen onkruid, schimmels als insecten, maar elk gebruik wordt gestopt na een bepaald moment in de groeifase van het fruit. Hierdoor zijn de middelen afgebroken tegen de oogst en komt er minder residu op het fruit voor. Deze teeltmethode zet dus niet, zoals bio, in op een integrale aanpak om het milieu te ontzien en de bodem en het bodemleven veerkracht te geven. 

In bio is het aantal toegelaten gewasbeschermingsmiddelen sterk beperkt. Bovendien worden enkel middelen toegelaten waarvan de actieve stof in de natuur voorkomt. Deze aanpak zorgt ervoor dat er op biologisch pitfruit zelden residuen van gewasbescherming voorkomen. Wanneer er toch residuen voorkomen, dan is de hoeveelheid doorgaans minimaal. Dankzij de verplichte controle en staalname kan fruit met een te hoog residugehalte uit de biomarkt worden gehaald. Residuen in bio kunnen te wijten zijn aan resterende middelen in de bodem, aan contaminatie tijdens het transport of de opslag, aan drift… 

Op gangbaar fruit wordt op meer dan 60% van alle stalen van appel en op meer dan 70% van alle stalen van peren residuen gevonden. Op biologisch fruit wordt op minder dan 10% van alle stalen van appel en peer residuen gevonden. (Bron: EFSA-rapport, Monitoring data on pesticide residues in food, maart 2018)

Alle gangbare fruit moet in België verplicht geteeld worden volgens de geïntegreerde methode of IPM. Als we in deze productfiche verwijzen naar ‘gangbaar’, dan bedoelen we dus ‘geïntegreerd’. Bij de geïntegreerde teeltmethode worden telers begeleid om hun gebruik van chemisch-synthetische gewasbescherming te verkleinen.

  Gangbaar Biologisch
Rassenkeuze Robuuste, sterke rassen; variatie is veerkracht
Bemesting Kunstmest, dierlijke mest Dierlijke mest, organisch compost, groenbemester
Bestrijding Chemisch-synthetische gewasbescherming, gebruik van herbiciden Mechanische onkruidbestrijding, netten, inzetten van vogels en lieveheersbeestjes, preventie via sterke rassen, geen herbiciden
Lorem ipsum

5 redenen om bio te kiezen

Lekker puur

Groenten uit volle grond, dieren die vrij naar buiten kunnen, brood dat de tijd krijgt om te rijzen. Biologische producten zijn puur en vol van smaak. Ze bekoren door hun kwaliteit en authenticiteit. Dat proef je!

Gezond genieten

Biologische producten zijn de vrucht van een zorgvuldig proces dat start bij een vruchtbare bodem of een gezond dier. Bij de verwerking van biovoeding zijn enkel een beperkt aantal additieven en toepassingen toegelaten. Zo leidt bio tot producten met een zuivere samenstelling en hoge voedingswaarde.

Goed voor het milieu

Met vruchtwisseling, natuurlijke bemesting en biologische bestrijding zorgt de bioboer voor een veerkrachtig ecosysteem dat ons allemaal ten goede komt: proper grondwater, bescherming tegen overstroming, tegengaan van klimaatverandering, natuurlijke beheersing van plagen… Bio gebruikt geen kunstmest, geen gewasbescherming van chemisch-synthetische oorsprong en geen ggo’s.

Vriendelijk voor dieren

Biologische dieren eten voedzaam biologisch voer en krijgen de tijd om te groeien in een ruime zonverlichte stal waar ze vrij naar buiten kunnen. Een biologische veeteler kiest zijn rassen zorgvuldig om het gebruik van geneesmiddelen maximaal te beperken. De dieren - en consumenten - varen er wel bij.

100% toekomst

Een agro-ecologische aanpak biedt ons de beste garantie om de wereld te voeden, zonder de draagkracht van de aarde te overschrijden. Wie bio kiest, streeft naar een toekomst met tevreden boeren, rijke oogsten en gezonde mensen. Vandaag en morgen, voor iedereen.