Portret Joachim Declerck: “Gelijk hebben lost niets op”

12.01.2021
20200112 Joachim Declerck
Foto: Joachim Declerck, directeur van Architecture Workroom en actief denker over een ander ruimtelijk beleid. (c) Bob Van Mol

Het landbouw- en voedingsdebat mag gerust opengetrokken worden naar andere sectoren. Dat vindt ook stedenbouwkundige Joachim Declerck. "Wie nu nog een stuk grond in beslag neemt om er een villa met zwembad op te zetten, moet beseffen dat hij een stuk vruchtbare grond definitief opeet. Net als voor water en energie moeten we beter plannen hoe we onze toegang tot voedsel willen organiseren. Het is toch vreemd dat al onze basisvoorzieningen gereguleerd zijn, behalve voeding."


Ingenieur-architect en stedenbouwkundige Joachim Declerck deelde al een paar keer in de pers zijn frisse kijk op het landbouw- en voedingsdebat (zie ook het interview in Knack). Als directeur van het innovatieplatform Architecture Workroom Brussels pleit hij voor een nieuwe synergie met onze leefomgeving en een voedselvoorziening met gezonde bodems en agro-ecologische landbouw. 

We zijn aangenaam verrast dat ook de architecturale wereld zich interesseert in ons voedselsysteem. Vanwaar komt die interesse?
Joachim Declerck: Daar zijn meerdere redenen voor. Wie een huis wil bouwen, heeft allerlei mogelijkheden en beperkingen. Al je wensen realiseren lukt nooit. Architecten helpen dus met keuzes maken en integreren al die mogelijkheden en beperkingen in één ruimte. Bij het voedingsdebat speelt diezelfde manier van denken: we zitten met een begrensde planeet waar we ook keuzes zullen moeten maken. 

Daarnaast ervaren architecten steeds meer dat hun werkveld vernauwt tot het ontwerpen van vastgoedproducten, waarbij ze binnen strenge financiële kaders mogen instaan voor de vormgeving. Ze moeten omgaan met beslissingen van anderen over wat er waar wordt gebouwd (kavel, programma, etc.), en moeten beantwoorden aan regels zoals de energieprestatienormen of de watertoets. Architecten bevinden zich op het einde van die keten, maar ze beseffen dat ze stroomopwaarts moeten en daar mee moeten debatteren over deze maatschappelijke thema’s.

Stedenbouw als hefboom voor agro-ecologie

Dat lijkt mij duidelijk voor water of energie, maar hoe zie je dat voor voeding? 
Landschaps- en stedenbouwkundige architecten vertrekken vanuit een landschappelijke analyse. Hier in Vlaanderen zitten we op de vruchtbare rivierendelta van de Schelde, de Maas en de Rijn. Dat creëert zowel conflict als synergie. Conflict, want de stad neemt steeds meer landschap in, maar ook synergie, want door de aanwezigheid van vruchtbare bodems en water zijn de mensen hier komen wonen. Op dit moment stoten we op de grenzen. Wie nu nog een stuk grond in beslag neemt om er een villa met zwembad op te zetten, moet beseffen dat hij een stuk vruchtbare grond definitief “opeet”. 

Net als voor water en energie moeten we beter plannen hoe we onze toegang tot voedsel willen organiseren. Het is toch vreemd dat al onze basisvoorzieningen gereguleerd zijn, behalve voeding. Waarom zou het logisch zijn dat we de voedselproductie integraal aan de markt overlaten, terwijl we op het vlak van water bijvoorbeeld wel bevoorrading verzekeren, kwaliteit controleren en de prijzen reguleren?

"Wie nu nog een stuk grond in beslag neemt om er een villa met zwembad op te zetten, moet beseffen dat hij een stuk vruchtbare grond definitief “opeet”. 

Verstedelijking gebeurt vandaag op automatische piloot, aangedreven door geld. Het brengt meer geld op om op een stuk grond te bouwen en er economie op te bedrijven dan om er voedsel op te produceren. Het is een watervalsysteem: men zet in de eerste plaats in op verstedelijking met industrie en handel, vervolgens op landbouw en op het einde pas op natuur, want dat brengt niets op. Het is de rol van stedenbouw en planning om die automatische piloot te omkaderen en te corrigeren. 

Zo zou het recht op voedsel ook onderdeel moeten uitmaken van een stedelijk systeem, waarbij stedenbouw als hefboom fungeert voor agro-ecologische productie. We werken nu binnen een mondiaal project 'Urbanising in place' onder leiding van Michiel Dehaene (UGent) en Chiara Tornaghi (Coventry University) aan de contouren van deze “Agro-Ecologische Stedenbouw”, met Rosario, Londen, Riga en Brussel als testcases.

"In São Paulo hebben ze de armoede en de stedelijke wildgroei aangepakt door in te zetten op landbouw. Waarom zouden we dat hier niet doen? "

Hoe zie je dat in de praktijk?
In São Paulo hebben ze de armoede en de stedelijke wildgroei aangepakt door in te zetten op landbouw. Voorheen was de stad zich kapot aan het bouwen, er was steeds minder capaciteit om in eigen voedsel te voorzien, en dat terwijl ze zo’n 2 miljoen maaltijden nodig hadden voor onder meer scholen en overheidskantines. Tegelijkertijd kwamen inwijkelingen vooral uit landbouwgebied. Daarom is de stad gaan inkopen bij lokale voedselproducenten, om zo de markt te organiseren en mensen tewerk te stellen. Ze moesten dan wel meer betalen voor hun voedsel, maar bespaarden op maatschappelijke kosten als armoede en het verlies aan gronden. Waarom zouden we dat hier niet doen?

Dit voorbeeld toont vooral aan hoe je op verschillende vlakken tegelijkertijd moet werken. Denk aan voedselparken. De afspraak moet zijn: we zetten geen villa’s meer, maar gebruiken de grond voor stedelijke landbouw en we nemen af van de lokale keten. Daarover kan je mensen samen aan tafel krijgen.

20200112 Joachim Declerck Sfeerbeeld © (c) Architecture workroom Brussels - Designing the future

Gelijk hebben lost niets op

Jullie lijken met Architecture Workroom Brussels sterk in te zetten op die samenwerking? 
Als ontwerpers zoeken we naar mogelijkheden om de nieuwe noodzakelijke transformaties te verbeelden, daar coalities rond te vormen en samen te werken aan een nieuwe praktijk. De tijd dat iedereen vanuit de visie van zijn achterban, al dan niet met debatfiches, zijn zegje doet, is voorbij. Die sectorale benadering werkt niet, iedereen beseft dat we daarin vast zitten. 

De manier waarop we de toekomst maken, past niet binnen dat huidig denkkader. De waterkwaliteit wordt niet beter als we niet met boeren gaan samenwerken. We hebben steden nodig om aan ontharding te werken, zodat de bodem weer water kan capteren. Het is tijd dat we samen op het terrein zaken realiseren. Alle actoren zijn immers van elkaar afhankelijk. Die onderlinge afhankelijkheden en synergieën vormen de essentie, niet de meningsverschillen over wat we moeten doen.

Weg van de polarisering, op naar het compromis?
Ik ben het beu om gelijk te (moeten) hebben. De kranten staan vol met stukken over mensen die gelijk hebben, maar dat helpt ons niet vooruit. Ze voeden het debat, maar in de praktijk zien we niets gebeuren. Kijk naar de klimaatakkoorden, de betonstop en straks misschien ook de Europese Farm-to-Fork-strategie. De experten hebben gelijk, maar alles blijft bij het oude. De media zorgen ervoor dat mensen in polariseringen redeneren. Zo is er nauwelijks ruimte voor een common ground. Hoe meer polarisering, hoe moeilijker die te overbruggen is en hoe meer negativiteit er ontstaat.

 "Kijk naar de klimaatakkoorden, de betonstop en straks misschien ook de Europese Farm-to-Fork-strategie. De experten hebben gelijk, maar alles blijft bij het oude."

Tegelijkertijd pleit ik ook niet voor het compromis, want dan ga je ervan uit dat je iets moet opgeven. We moeten een nieuwe taal creëren. Als je aan een boer vraagt om een grasstrook van zijn land op te geven omwille van abstracte biodiversiteitsregels ga je uit van een compenserende logica waarbij je de boer gaat afkopen. We moeten een taal hanteren die rekening houdt met het feit dat die boer ook ziet dat zijn opbrengsten jaar na jaar meer in gevaar zijn door bijvoorbeeld de droogte. En dat het goed is om samen met ingenieurs, natuurliefhebbers en overheden te erkennen dat we van elkaar afhankelijk zijn en dat we samen moeten bekijken hoe we met een geïntegreerde aanpak zo efficiënt mogelijk met water kunnen omgaan.

Die zoektocht naar synergieën vergt openheid van geest. Je moet je handen vuil durven maken en niet bang zijn van risico’s. Dat kan moeilijk zijn. Een landbouwer zit vaak met schulden en we moeten als samenleving ook bereid zijn om die schulden op te vangen om hem mee te krijgen. Zoals de Nederlandse landschapsarchitect Dirk Sijmons het gevat formuleert: “Een boer die rood staat kan niet groen doen”.

Een transitiefonds voor desinvesteringen? Daar kan toch niemand tegen zijn? Wekelijks zien we de overheid transformatiesteun geven aan bedrijven, en onze voedingssector wordt gezien als een strategische sector. Kunnen we dan niets bedenken om de schulden uit het verleden om te zetten in een wederzijdse overeenkomst, waarbij geïnvesteerd wordt in de transitie?

"The next big thing is a lot of small things, schreef kunstenaar Thomas Lommée op de muur van de Universiteit van Gent. De uitdaging is om zo te durven denken over de Farm-to-Fork-strategie zodat die ook écht in de praktijk omgezet wordt."

Vele kleine veranderingen

Hoe zouden we volgens jou de financiële middelen van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) moeten inzetten? 
Het GLB zit vast in het oude top-down denken: het houdt actoren veeleer in hun egelstellingen en slaagt er niet in de niet benijdenswaardige maatschappelijke en economische positie van landbouwers te veranderen. Het zet allerminst in op nieuwe bedrijfsmodellen en ketensamenwerking rond gemeenschappelijke doelen, en is dus finaal niet effectief en niet toekomstgericht. Het geld zou beter ingezet worden om kansrijke dynamieken te ondersteunen en te versnellen: vraag aan de landbouwers, de samenleving en de beleidsactoren om samen strategieën en projecten te ontwikkelen die het grootste effect hebben voor hun bedrijven én hun omgeving, en ga dat dan financieren. In combinatie met zo’n transitiefonds provoceer je zo een structurele transitie, met een verbetering van de positie van de landbouw en landbouwers als gevolg.

Je bent ook kritisch voor de Farm-to-Fork-strategie van Europa? 
Die strategie dreigt op dezelfde manier vast te lopen in een onderhandelings- en subsidiariteitslogica: Europa neemt een beslissing en vervolgens moet dat vertaald worden in nationale en regionale plannen, die lokaal uitgevoerd moeten worden. In deze waterval van beleidsniveaus verwateren de oorspronkelijke doelen. De directe omslag naar het terrein ontbreekt. 

Zowel dergelijk top-down werken als het loutere bottom up-denken is achterhaald. We moeten nadenken over hoe we beslissingen, die van bovenaf genomen zijn op basis van adviezen en informatie die we bottom up verzamelen, op het terrein kunnen realiseren. We denken veel na over WAT we willen, maar niet genoeg over HOE we dat gaan bereiken.

Er zijn best wel mooie voorbeelden die aantonen dat het anders kan. Zo is er Water+Land+Schap, waarbij lokale samenwerkingen gemobiliseerd worden en een mandaat krijgen om veranderingen te realiseren, gesteund door bovenlokale instellingen zoals VLM, het Departement Omgeving of het Department Landbouw en Visserij. Voor mij is dat dé methodiek. Zo hebben we veel projecten nodig. The next big thing is a lot of small things, schreef kunstenaar Thomas Lommée op de muur van de Universiteit van Gent. We werken aan een zeer groot project dat bestaat uit een optelsom van extreem veel kleine veranderingen. De uitdaging is om zo te durven denken, ook over Farm-to-Fork, zodat die ook écht in de praktijk omgezet wordt.

Bron: Vakblad Bio Actief 50

Lorem ipsum

5 redenen om bio te kiezen

Lekker puur

Groenten uit volle grond, dieren die vrij naar buiten kunnen, brood dat de tijd krijgt om te rijzen. Biologische producten zijn puur en vol van smaak. Ze bekoren door hun kwaliteit en authenticiteit. Dat proef je!

Gezond genieten

Biologische producten zijn de vrucht van een zorgvuldig proces dat start bij een vruchtbare bodem of een gezond dier. Bij de verwerking van biovoeding zijn enkel een beperkt aantal additieven en toepassingen toegelaten. Zo leidt bio tot producten met een zuivere samenstelling en hoge voedingswaarde.

Goed voor het milieu

Met vruchtwisseling, natuurlijke bemesting en biologische bestrijding zorgt de bioboer voor een veerkrachtig ecosysteem dat ons allemaal ten goede komt: proper grondwater, bescherming tegen overstroming, tegengaan van klimaatverandering, natuurlijke beheersing van plagen… Bio gebruikt geen kunstmest, geen gewasbescherming van chemisch-synthetische oorsprong en geen ggo’s.

Vriendelijk voor dieren

Biologische dieren eten voedzaam biologisch voer en krijgen de tijd om te groeien in een ruime zonverlichte stal waar ze vrij naar buiten kunnen. Een biologische veeteler kiest zijn rassen zorgvuldig om het gebruik van geneesmiddelen maximaal te beperken. De dieren - en consumenten - varen er wel bij.

100% toekomst

Een agro-ecologische aanpak biedt ons de beste garantie om de wereld te voeden, zonder de draagkracht van de aarde te overschrijden. Wie bio kiest, streeft naar een toekomst met tevreden boeren, rijke oogsten en gezonde mensen. Vandaag en morgen, voor iedereen.